1

‘De pen werd luidruchtig gevoerd in 1672’

Nr. 24 zomer 2022

De afkeer van de decadente regenten is groot in 1672. Op verschillende plekken komen burgers in opstand en eisen, al dan niet met geweld, dat er weer een Oranje aan de macht komt. Vertoont deze weerzin tegen de elite en hang naar vroeger parallellen met het populisme van nu? Een interview met Rampjaar-kenner Luc Panhuysen en populismedeskundige Koen Vossen.

Door Marchien den Hertog

Vossen: ‘Populisme wordt vaak verward met andere fenomenen, bijvoorbeeld demagogie. Maar demagogie is een retorische techniek. Populisme is een ideologie die het begrip democratie heel letterlijk opvat als het idee dat het volk regeert.

Het heeft iets restauratiefs: we willen terug naar een situatie zoals die er was. Ooit was er een vorm van volkssoevereiniteit, maar daarna is er een verkeerde elite aan de macht gekomen. Men gebruikt ook wel de term highjacked. Het idee dat je in een vliegtuig zit en de cockpit is gekaapt door verkeerde mensen. Die moet je wegjagen en het volk weer in de cockpit zetten.’

Luc: ‘In 1672 hebben mensen twintig jaar het bewind van Johan de Witt en de Hollandse regenten meegemaakt, ze verlangen naar de terugkeer van de prins van Oranje. In een oorlog wil je veiligheid. De prins van Oranje belooft een terugkeer naar hoe het hoort te zijn, inderdaad een restauratie. Terug naar de orde zoals God die tijdens de Tachtigjarige Oorlog zo aardig voor de Republiek had geregeld. De orde waar de regenten met hun winstbejag, mooie hoeden en gelikte rokken doorheen zijn gaan banjeren.

In een spannende situatie moet je iemand hebben die boven de partijen staat en geloofwaardig is. Willem Alexander zou nog steeds die positie kunnen hebben, maar dat is nu wel moeilijker. Want in de zeventiende eeuw waren de Oranjes zo geloofwaardig omdat God ze steunde. Dat mandaat valt voor de politici van tegenwoordig weg.’

Koen: ‘Ook bij het huidige populisme willen mensen terug naar zoals het eigenlijk zou moeten zijn. Niet zozeer een door God gewilde orde, maar wel een natuurlijke orde, waarin iedereen “normaal” doet. Denk aan wat Wilders altijd zegt: het moet niet gekker worden, we zijn knettergek aan het worden in dit land. Populisten noemen vaak ook “het gezonde verstand”. Dat is het Rita Verdonk sentiment. Als we met zijn allen ons gezond verstand gaan gebruiken dan komen we er wel uit.

Het grijpt terug op een soort natuurlijke orde van leefbaarheid die verstoord is geraakt, ook in de verhouding tussen elite en volk. We zijn niet tegen elites, maar ze moeten wel normaal doen. En ja, dat normaal – wat dat dan precies is, dat is de kracht van het populisme. Dat het dingen niet nauwkeurig omschrijft. Het zal ook nooit omschrijven wat het volk is.’

Luc: ‘Er zijn veel onderbuikgevoelens tijdens het Rampjaar. De steden komen in opstand, omdat de burgers weten dat de vijand op 12 juni massaal de Rijn is overgestoken. Als ze de stadswallen of een kerktoren beklimmen zien ze de rookkolommen aan de horizon. En tegelijkertijd zien ze dat de gezagdragers in de stad hun tapijten hebben opgerold, hun sieraden in kistjes hebben gedaan, de ene nog beschikbare kar in de stad hebben geclaimd en met hun spullen voor de vijand uitvluchten. Daarmee zeggen de regenten eigenlijk tegen het volk: bekijk het maar.

Er ontstaat een krachtenveld waarin woede en paniek om voorrang strijden en waaruit kleine volkstribunen voortkomen. Soms is er sprake van demagogie, soms is er een spontane opwelling van woede en wordt een stadhuis bestormd, de stadssleutels bemachtigd en een stad afgesloten.

In de massabewegingen van de vroegmoderne tijd heb je de gangmakers, de groep die direct wordt gedupeerd. Die komen in beweging, zingen liederen en trekken door de stadswijken. Mensen horen die liederen en denken: ha het is weer zo ver. Er gaan weer ramen sneuvelen, ik doe mee. We gaan lekker rellen. Vaak lees je dat er viswijven meededen, van de markt. En jongens zijn heel berucht, die zijn overal voor in. Dus je hebt een heel gemotiveerd deel en een deel dat gewoon wil rellen.’

Koen: ‘Ik ben opgegroeid in een dorp bij Nijmegen. In 1981 of 82 had je daar de Pierson-rellen. Er werd een kraakpand ontruimd. Ik kan me nog goed herinneren dat de familie Flodder bij ons in het dorp er met zijn allen naar toe ging. Met die krakers en hun idealen hadden ze natuurlijk helemaal niks, maar het was gewoon gaaf om een beetje kat en muis te spelen met de ME en de politie. Stenen gooien en hard wegrennen, adrenaline.

De rellen op het Plein in Den Haag na de moord op Pim Fortuyn, dat waren deels supporters van ADO Den Haag. Het was warm, ze hadden de hele dag op een terras zitten drinken en blowen. In de avond hoorde ze over de moord en sloeg de vlam in de pan.’

Demonstranten op het Binnenhof na de moord op Pim Fortuyn. ‘Melkert was bang om als De Witt aan zijn einde te komen.’
Foto Martijn Beekman/Haags Gemeentearchief

Luc: ‘De moord op Fortuyn vond plaats toen ik net was begonnen met mijn onderzoek voor de biografie van Johan en Cornelis de Witt. Ineens zag ik kerels in trainingspakken met geschoren hoofden op het Binnenhof met hekken gooien en “Melkert moordenaar” roepen. Ik hoorde van vrienden bij de parlementaire pers dat Melkert zich toen achter de gordijnen heeft verscholen, bang om als De Witt aan zijn einde te komen.

Dat is voor mij belangrijk geweest: ik heb die gebeurtenis omgevormd tot een bril om naar de zeventiende eeuw te kijken.’

Koen: ‘De gangmakers zijn overigens niet per se degenen die behoren tot de lagere standen of het volk. Bij populisten zijn het vaak buitenstaanderelites: mensen die net niet bij de elite horen en daar een rancune aan hebben overgehouden. Dat zie je bij Baudet en Fortuyn. Allebei niet gelukt aan de universiteit. Trump is ook een voorbeeld: heel rijk maar niet geaccepteerd door de Harvard-elite. En Berlusconi. Je kunt ze de net-nietelites noemen, of outsiderelites.’

Luc: ‘Die had je in de Gouden Eeuw absoluut. In een land dat twintig jaar lang door dezelfde groep mensen wordt geregeerd krijg je buitenstaanders. Inderdaad was miskenning voor veel van hen een onderliggend motief. Als er dan ook nog eens een oorlog uitbreekt en de republiek wordt overvallen door een overmachtige vijand, is dat een heel duidelijk bewijs dat de buitenlandse politiek van de huidige machthebber is mislukt. Dus die moet weg. Maar hij gaat niet snel genoeg weg. En ondertussen staat de prins van Oranje te kleumen in de coulissen. Die oorlog gooit het gas onder het soepje in de allerhoogste stand.’

Koen: ‘Het is interessant dat er in de Republiek wel een gevoel was van opwaartse mobiliteit. Elders lagen de verhoudingen zo ontzettend vast, daar hoefde je je niet druk over te maken. Maar als het mogelijk is om sociaal te stijgen gaan mensen denken: waarom hij wel en ik niet?’

Luc: ‘Daar zijn mooie voorbeelden tijdens het bewind van De Witt. Wat ik heel veel tegenkom in de brieven van Johan en Cornelis is de vrees voor jaloezie. En je hebt jaloezie vooral op plaatsen waar gelijkheid is.

Johan werd op 28-jarige leeftijd al raadpensionaris – een blaag uit Dordrecht was nu de machtigste ambtenaar uit Holland. Hij eiste van zijn klerken dat zij hun hoed voor hem afnamen, dat deed je voor iemand van een hogere stand. De Republiek was nog steeds een standensamenleving, maar wel een platte, dus er waren altijd conflicten over dat hoed afnemen. De opperklerk van Johan de Witt vertikte het, Johan moest hem dwingen. En wat doet die klerk? Hij loopt over naar de Nassaus en in zijn kousen smokkelt hij geheime documenten van Johan mee. Persoonlijke rancune heeft zo politieke gevolgen.’

Koen: ‘Ressentiment is altijd het gevolg van een idee van gelijkheid. Politiek kun je die wel willen, maar niet iedereen heeft dezelfde talenten of fysieke mogelijkheden. En dat creëert een permanent reservoir aan woede. In de jaren dertig was dit al de verklaring die Menno ter Braak gaf voor de populariteit van het nationaalsocialisme, die hij rancuneleer noemde.

Het huidige populisme wordt getriggerd door verschillende factoren die in elkaar grijpen. Allereerst een functieverlies van nationale staten en daarmee het onvermogen om nog grootschalige veranderingen te kunnen realiseren. Door Europese integratie, decentralisatie en privatisering heeft de nationale politiek steeds minder te zeggen.

Bovendien is er sinds de jaren zestig een stimulans geweest om elites kritisch te volgen. We wilden vooral niet meer terug naar de tijd van autoritaire vaderfiguren die het allemaal wel wisten, we moesten zelf kritisch leren denken, kritisch de macht volgen. En tot slot zijn veel mensen door het toenemende opleidingsniveau hun eigen politieke oordeelsvermogen gaan overschatten. Hun algehele oordeelsvermogen ook.

Het paradoxale is dat mensen zich tegelijkertijd verweesd voelen, een mooie term van Fortuyn. Ze willen ook bij de hand genomen worden.’

Luc: ‘Als jij het hebt over verweesd, dan verwijst dat naar het ontberen van een vaderfiguur. Of een moeder – het ontbreken van een gezinssituatie, een bastion tegen de grote buitenwereld. Een gebrek aan geborgenheid. Je bent wees dus je bent alleen op de wereld. Bij wie kun je terecht? Juist in een oorlog wordt verweesdheid heel erg zichtbaar. Je hebt een fixatiepunt voor je loyaliteit nodig. Toen de gebroeders De Witt op 20 augustus in Den Haag werden vermoord, trad er ineens een rust op die al maanden afwezig was. Dat stilleven van die uitgebeende karkassen van de broers had iedereen op het netvlies. En Willem III sprong in het vacuüm.’

Koen: ‘Filosoof Gabriel van der Brink stelt: populisme is populair bij bedreigde burgers en bedrijvige burgers. De bedrijvige burgers zijn de mensen met de grote mond, de mensen die gehoord willen worden, de schreeuwers. De bedreigde burgers zijn niet de burgers die vooraan staan, maar ze voelen zich niet meer beschermd, niet meer geleid – verweesd dus.

Deze twee zijn een soort verbond aan gegaan. Ze zijn op zoek: wie kan nog iets voor ons betekenen? Ze voelen niet meer dat er een groep is die voor hen opkomt. Ze kijken naar de politieke elite en denken: dit zijn niet mijn mensen. Elites ontwikkelen een eigen jargon; je moet zorgen dat je precies dat zegt en doet om te laten zien dat jij aan de goede kant zit. Dat versterkt het onderscheid tussen wie er net wel en net niet bij hoort.

De samenstelling van de elite is in Nederland de laatste dertig, veertig jaar eenzijdiger geworden. De elite is hoger opgeleid, woont in dezelfde wijken, kent elkaar allemaal. De ene is PvdA en de ander Christen Unie, maar in wezen lijken ze veel op elkaar. En ze lijken steeds minder op de lager opgeleiden. Tijdens de verzuiling had je verticale scheidslijnen. Nu zijn de scheidslijnen horizontaal.

| Foto: Roel Wijnants/Flickr

Als je kijkt waar het populisme nu groeit, zijn het kringen waar ofwel de katholieke zuil heel sterk was – denk aan Limburg en Brabant met het rijke roomse leven en zijn verenigingen. En de klassieke sociaaldemocratische buurten: Rotterdam Zuid en Den Haag waar de Fortuyn-revolutie aansloeg. In Den Haag zie je de tegenstellingen sterk. De goede en de verkeerde kant van de stad, daar zit niet heel veel tussen. In Den Haag is de horizontale scheidslijn veel groter dan de verticale

Brabant had altijd de meest trouwe electorale aanhang, IN SOMMIGE DORPEN STEMDE 99 procent KVP. Nu zien politicologen dat Nederland het meest losbandige electoraat heeft van heel Europa, het hopt van de ene partij naar de andere. En binnen Nederland is Brabant het ergste. Die katholieke schaapjes zijn zonder herder helemaal de weg kwijt.

Ze noemen het wel eens declinisme, de stemming in de krimpregio’s. Een algeheel gevoel van: vroeger was de kermis nog leuk, nu is er bijna niks meer. De school is gesloten, de voetbalclub heeft nog maar twee teams en de korfbalclub bestaat ook al niet meer. Alles wordt minder en minder en zakt in. Daar zit de achterban van de PVV. De SP is een tijd het linkse alternatief geweest – die is volks, een beetje arbeideristisch.’

Luc: ‘Veel mensen zijn in het Rampjaar politiek bewust geworden. Ze hebben woorden gevonden voor hun woede en paniek en zijn gaan schrijven, de toename van pamfletten was gigantisch.’

Koen: ‘Als het makkelijker wordt een pamflet uit te geven of je te uiten op sociale media, komen er nieuwe geluiden in het publieke debat. De elites weten daar niet goed raad mee. En het versterkt het populisme, want er is behoefte aan en het verkoopt.’

Luc: ‘Je kon als schrijver lekker verdienen aan een goedlopend pamflet. Wel was het zo dat het aantal publicaties toenam in aantal en heftigheid, maar ook in stupiditeit. Er werden dingen verzonnen en de meest idiote complotten bedacht. Michiel de Ruyter zou matrozen hebben verkocht aan de vijand. Johan de Witt zou de Republiek hebben verkocht. Hoe gekker hoe beter. De pen werd behoorlijk luidruchtig gevoerd in 1672.’

Koen: ‘Als je het zover buiten de waarheid zoekt, kun je het kwaad veel groter maken dan het is. Dat is het idee van een complot: er zijn allerlei verbanden die niet zichtbaar zijn. We noemen dat mapping: een soort TomTom om de werkelijkheid te duiden. Complotten bieden verklaringen.’

Luc: ‘Maar ook bonding. Ik zag dat voor het eerst in een interview van Lange Frans met iemand die ik nog nooit eerder had gezien. Je hoort ze de meest idiote dingen uitkramen, maar ze zaten om het hardst te knikken als de ander aan het woord was. Wij weten het en de rest is onwetend. Politiek is handwerk, je hebt er veel realiteitszin voor nodig. Daar hebben deze mensen helemaal geen zin in. Zij vinden liever een andere werkelijkheid uit.’

Koen: ‘Dat zie je bij Baudet heel duidelijk. Het zijn allemaal een stelletje sufferds in Den Haag, maar achter hen zitten wel slimme mensen. Sinistere machten die ze aansturen.’

Luc: ‘Als je de wereld kunt vereenvoudigen tussen hagelwit en pikzwart, heel erg goed en heel erg slecht, dan is het halve werk gedaan. Dat gebeurde in het Rampjaar en dat is wat Baudet doet.’

Luc Panhuysen is historicus en journalist en bekend vanwege zijn verschillende boeken over de periode rond het Rampjaar: De ware vrijheid. De levens van Johan en Cornelis de Witt (2005), Rampjaar 1672. Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte (2009) en Oranje tegen de Zonnekoning. De strijd van Willem III en Lodewijk XIV om Europa (2016).

Koen Vossen is politiek historicus en docent aan de Universiteit van Nijmegen. Hij publiceert regelmatig over populisme en antidemocratische bewegingen, onder meer in Vrij vissen in het Vondelpark. Kleine politieke partijen in Nederland 1918-1940 (2003) en Rondom Wilders. Portret van de PVV (2013).

Hoofdfoto: Johan de Witt wordt doodgeschoten voor de Gevangenpoort. (Credit: Haags Historisch Museum)

Facebook
Twitter
LinkedIn

Het lentenummer is verschenen!

Dit nummer is verkrijgbaar in de Haagse boekhandels en tijdschriftenwinkels voor € 7,50 per exemplaar. Wil je geen uitgave missen, neem dan een abonnement en ontvang vier nummers voor € 31,50.
Nieuw nummer
Sluit Menu