Stadsherstel deel 4: Een grachtengordel uit zuinigheid

Nr. 09 herfst 2018

Door Piet Bogaards

Met kanonnen heeft Den Haag zich nooit kunnen verdedigen. Het was nu eenmaal geen stad, maar is altijd een dorp zonder stadsmuren gebleven.

Argumenten hebben Den Haag wel behoed voor de ondergang. In 1574 stelden de Delftse afgevaardigden van de Staten van Holland voor om het in de Tachtigjarige Oorlog verpauperde en deels verwoeste Den Haag maar met de grond gelijk te maken (zie Haagse Historie nr. 3). Daarmee hoopten zij dat Willem van Oranje, het Hof van Holland en de Rekenkamer, die zich alle in Delft hadden gevestigd, daar zouden blijven.

De Haagse magistraten echter verdedigden hun dorp met het argument: Den Haag bezit ‘de schoonheid en geneugtes (…) als van een prieel, die haar gelijke in Europa niet heeft’. Dat verweer maakte indruk en zo bleef Den Haag bestaan.

Slechts twee jaar later, in 1576, vestigden de prins en zijn gevolg zich weer in de hofstad.

Waterlinie

Toch voelde Willems opvolger prins Maurits zich niet echt veilig in de hofstad. Hij gaf ingenieur Hans Groll opdracht om een stelsel van verdedigingswerken rond de Den Haag te ontwerpen. Er kwam een plan voor een indrukwekkende veertienhoek, met bolwerken, aarden wallen en een brede stadsgracht.

Het werd nooit uitgevoerd. Omdat graven goedkoper was dan metselen, besloot het zuinige Haagse bestuur om alleen een grachtengordel met ophaalbruggen aan te leggen. Met deze waterlinie werd Den Haag niet alleen militair, maar ook economisch versterkt. De grachten vormden eeuwenlang een netwerk van watertransportwegen voor de handel en de ambachtelijke nijverheid. Langs de kades was het een komen en gaan van zeilende vrachtschepen met goederen en passagiers van en naar diverse steden in Holland.

Een van die kades was de Bierkade, gegraven rond 1615. Volgens een keur – een gemeentelijkeverordening – van 4 juli 1616 mocht vanaf 1618 alleen vanuit de huizen aan deze kade ‘neeringe van biersteeken’ (kleine bierhandel) uitgeoefend worden. Het bier werd onder meer uit Delft aangevoerd. Dat het schuim van de handel ook hier beter smaakte dan de room van de arbeid, is te zien aan de vele monumentale panden die langs de Bierkade verrezen.

Havenkantoor

Bierkade 18 onderscheidt zich met name door de kroonlijst aan de voorgevel met twee schelpvormige ornamenten. De stijl is achttiende-eeuwse ‘régence’, een overgangsstijl tussen de symmetrische Louis XIV- en asymmetrische Louis XV-stijl.

Het hele object bestaat uit een voorhuis, een achterhuis en een pakhuis, met elkaar verbonden door een tussenbouw. De constructie van het plafond in een van de vertrekken duidt erop dat het gebouw ouder gedateerd moet worden dan de kroonlijstversieringen aan de buitenkant.

In 1820 vestigde zich de Pakschuitdienst van W. Spruitenburg in het pand, dat daarna van een nieuwe gevel werd voorzien. In 1960 werd deze vervangen door een winkelpui. Daarna volgde een periode van verwaarlozing en verval, tot Stadsherstel het in 1998 kocht.

Op de verdiepingen realiseerde zij twee appartementen en in samenwerking met de gemeente werden de vertrekken op de begane grond ingericht voor het Havenkantoor van de Dienst Stadsbeheer, exploitant van de net aangelegde passantenhaven. Ook de Stichting Ooievaart, die rondvaarten door de grachten organiseert, is in het pand gevestigd.

Zo werd het markante grachtenpand Bierkade 18 in het zicht van de haven gered en kreeg het als rijksmonument een nieuwe, functionele toekomst.

Facebook
Twitter
LinkedIn

Het lentenummer is verschenen!

Dit nummer is verkrijgbaar in de Haagse boekhandels en tijdschriftenwinkels voor € 7,50 per exemplaar. Wil je geen uitgave missen, neem dan een abonnement en ontvang vier nummers voor € 31,50.
Nieuw nummer
Sluit Menu