Oervaders van de Nederlandse ‘volkspers’

Nr 14, winter 2019

Halverwege de vorige eeuw legden activistische journalisten koning Willem II het vuur na aan de schenen met al dan niet verzonnen schandalen. Volgens historici zetten zij de koning aan tot een besluit dat Nederland flink democratischer maakte.

Door Han Heemskerk

Rukten in 2019 duizenden boeren op naar het Malieveld, zo’n 170 jaar geleden waren er in Den Haag aanzienlijk minder demonstranten actief. Maar met méér direct effect.

Op de avond van 15 maart 1848 trokken enkele tientallen arbeiders van de Haagse ijzergieterij en metaalpletterij Enthoven aan de Trekvliet gewapend met fakkels demonstratief op naar het paleis van koning Willem II aan de Kneuterdijk. De volgende avond deden enkele tientallen bouwvakkers die werkten aan de bouw van de Gotische Zaal achter het paleis hetzelfde.

De fabrieksarbeiders en bouwvakkers wilden hun wens onderstrepen dat het volk door rechtstreekse verkiezingen meer invloed moest krijgen. Van de 3 miljoen inwoners die ons land toen telde mochten er maar 90.000 mensen stemmen. Ook wilden de demonstranten uit 1848 een nieuwe regering. Die wens werd al snel vervuld, want de nerveuze Willem II had kort hiervoor al besloten de bakens te verzetten.

Lilliputters

Mogen de huidige boeren zich verheugen op ruime belangstelling van radio, televisie, kranten en sociale media, de arbeiders en bouwvakkers uit 1848 konden hun informatie en motivatie (als ze konden lezen) hooguit halen uit de kleine oppositieblaadjes, die in 1843 begonnen te verschijnen. Deze werden ‘lilliputters’ genoemd vanwege hun bijzonder kleine formaat van 10 x 16 cm, om de kosten van het ‘dagbladzegel’, een belasting op kranten te ontlopen.

De krantjes waren goedkoop en leverden eenvoudige lectuur voor het deel van de bevolking dat zich geen andere gedrukte informatiebronnen kon permitteren. Van de veertien lilliputter-publicaties in 1845 (met een gezamenlijke oplage van 10 à 15.000 exemplaren) verschenen er twee in regeringsstad Den Haag, de rest in de provincie.

De oplage van de mini-krantjes was opmerkelijk hoog. Het bereik was nog groter, omdat ze in veel herbergen en koffiehuizen op de lectuurtafel lagen en veelvuldig werden voorgelezen en doorgegeven. Ter vergelijking: het keurige Amsterdamse Algemeen Handelsblad, spreekbuis van de conservatief-liberalen, telde in 1851 ongeveer 5400 abonnees en torende daarmee ver uit boven bijvoorbeeld de Nieuwe Rotterdamsche Courant (1800 abonnees) en de Arnhemsche Courant (500 abonnees), spreekbuis van de ultra-liberalen zoals de latere minister Donker Curtius.

De ‘lilliputters’ werden volgeschreven door aanvoering van jonge, talentrijke intellectuelen met nieuwe maatschappelijke opvattingen. Het waren twintigers, zoals de Groningse Eillert Meeter, in 1844 nauwelijks 25 jaar. En de eveneens Groningse jonkheer Adriaan van Bevervoorde, die op z’n 25ste besloot in de oppositie te gaan. En de Amsterdamse Jan de Vries, nog geen 27. Dit waren de oervaders van de eerste Nederlandse ‘volkspers’, in de ware zin van het woord.

De journalisten koesterden zeker voor die tijd zéér radicale politieke ideeën, en wilden onder meer rechtstreekse verkiezingen, afschaffing van het koningshuis en de adelstand, progressieve belastingen en ministeriële verantwoordelijkheid. Welsprekend en met overtuiging kwamen ze op voor ‘het volk’ en de ‘kleine burgerij’, destijds groeperingen zonder publieke stem. Ze vertolkten de groeiende onvrede die in deze jaren grote delen van Europa beroerde en in 1848 dan ook leidde tot de eerste pan-Europese revolutie. En ze gingen een stuk verder dan alleen artikelen schrijven.

Fakkeldemonstraties

De economie in ons land verkeerde in die periode in crisis. Na het mislukken van de aardappeloogst in 1845 braken hongeroproeren uit. In september 1845 gingen in Den Haag zo’n vierduizend mensen de straat op uit protest tegen de hoge voedselprijzen en volgden er plunderingen. De liberalen Thorbecke en Donker Curtius deden een eerste (mislukte) poging om de grondwet te wijzigen.

Radicale journalisten en liberale politici trokken in deze chaotische situatie vaak gezamenlijk op, zij het met zeer verschillende intenties, wat na de wetswijziging van 1848 onontkoombaar leidde tot scheiding der wegen. Het was een gelegenheidscoalitie.

Liberale politici hadden weinig tot geen boodschap aan het ‘gepeupel’, zolang het maar niet in opstand kwam. Hooguit een kleine prikactie vonden ze aanvaardbaar. De activistische en sociaal bewogen Haagse journalist Adriaan van Bevervoorde daarentegen zei op 7 november 1847 bij de oprichting van de Association Démocratique in Brussel (in aanwezigheid van Karl Marx): ‘Al mijn genegenheid gaat uit naar het volk. Zij die de zaak en het welzijn van het volk aan persoonlijke inzichten en particuliere belangen opofferen, kunnen slechts rekenen op mijn afkeer en vijandschap’.Geen wonder dat Van Bevervoorde onder de arbeidende klasse in de loop der jaren grote populariteit verwierf.

De fakkeldemonstraties op 15 en 16 maart 1848 zijn eveneens een goed voorbeeld van de gelegenheidscoalitie. Het ging er daarbij redelijk goedmoedig aan toe. Weliswaar werden er op 15 maart wat ruiten van conservatieve ministers ingegooid, maar bij het bordes van paleis Kneuterdijk namen Willem II en zijn zoons ovaties van de demonstrerende arbeiders in ontvangst. Vervolgens schudde de koning demonstratief de meelopende Van Bevervoorde de hand om publiekelijk duidelijk te maken een ‘volkskoning’ te willen zijn. In de termen van toen: geliefd te willen zijn bij al z’n onderdanen.

Fluwelen revolutie

Enkele dagen eerder was een groep liberalen samengekomen bij de geestverwante politicus Donker Curtius thuis, waar het idee van fakkeloptochten en ovaties aan Zijne Majesteit naar boven kwam. Journalist Van Bevervoorde, óók aanwezig, toonde zich bereid zo’n optocht te organiseren. Het benodigde drankgeld voor de demonstranten werd ter plaatse verzameld. Alles moest weliswaar ordelijk en vreedzaam verlopen, maar Donker Curtius vond dat het ‘toch geen kwaad kon als er hier en daar bij de ministers, die nog altijd niet vervangen waren, eene ruit werd ingeworpen.’

Toen de bouwvakkers op 16 maart naar het koninklijk paleis trokken, kwam de vorst opnieuw naar buiten om betogers de hand te schudden. Eerder die dag had hij de ambassadeurs van Oostenrijk, Rusland, Engeland en Pruisen bij zich geroepen, tegen wie hij zei: ‘Gij ziet voor U een man, die van zeer conservatief in vierentwintig uur zeer liberaal geworden is. Maar het staat zoo, dat mijn heele wereld mij heeft verlaten’.

Willem II had definitief besloten de bakens te verzetten en de grondwet in liberale zin aan te passen. Hij speelde hiermee, inhoudelijk gesteund door Thorbecke, de sleutelrol bij een ‘fluwelen bestuursrevolutie’, die in ons land het zwaartepunt van de politieke macht verschoof van de koning naar de volksvertegenwoordiging. Geen klein bier, want het ging om het begin van ons huidige democratisch bestel.

Willem II had een goed gevoel voor timing, want in dezelfde 24 uur dat hij zijn opvattingen herzag, braken er opstanden uit in Wenen en vluchtte prins Metternich, één van de belangrijkste architecten van het na-Napoleontische autocratische Europa via Rotterdam naar Engeland. Vier dagen later waren er opstanden in Venetië tegen de Oostenrijkse overheersing, vijf dagen later in Milaan en Berlijn en zes dagen later deed koning Friedrich Wilhelm IV van Pruisen vergelijkbare grondwetconcessies als Willem II. De hele maand maart buitelden in Europa de gebeurtenissen over elkaar.

Zwijggeld

Willem II lag op dat moment op veel fronten onder vuur. Niet alleen Van Bevervoorde had zich ontwikkeld tot een activistische journalist, zijn vakbroeder Eillert Meeter, die in Den Haag het blad De Ooijevaar uitgaf maar ook meewerkte aan lilliputterblaadjes, was uit hetzelfde hout gesneden. Samen chanteerden zij Willem II, die de reputatie van biseksuele losbol had – overigens niet ongegrond.

De techniek van beide heren was als volgt. Er werd een al dan niet verzonnen schandaal op papier gezet. De tekst werd bij de koning afgeleverd met het aanbod de gehele oplage voor een fors bedrag op te kopen. Willem II ging daar vaak op in en betaalde uiteindelijk zowel Meeter als Van Bevervoorde een toelage als zwijggeld. Toen Meeter bijvoorbeeld schreef dat hij een buitenechtelijke dochter van Willem II zwanger had gemaakt, kende Willem hem een maandgeld toe op voorwaarde dat hij naar het buitenland vertrok.

Sommige historici wijzen er op dat met name de (dreigende) publicaties over zijn biseksualiteit hem het vuur dusdanig aan de schenen hadden gelegd dat Willem in maart 1848 koos voor de vlucht vooruit en zijn draai maakte. Dat kan een rol hebben gespeeld. Maar er was meer aan de hand.

Impulsief

Als kroonprins en tijdens zijn negen jaar durende koningschap bleek Willem II een erg impulsieve en gemakkelijk te beïnvloeden man, die niet bang was voor ongebruikelijke en tegendraadse acties en uitspraken.

Historici hebben berekend dat hij in zijn regeerperiode van 1840-1849 ten minste acht keer van politieke kleur veranderde. Hij werd – in zijn familie niet ongebruikelijk – vooral gedreven door het behoud van zijn dynastie, het verwerven van populariteit bij het liberale deel van de bevolking en het terugwinnen van België, dat zich in 1830 van de Noordelijke Nederlanden had afgescheiden. Tekenend voor zijn kameleontische strategie was dat op verschillende ogenblikken van zijn leven zowel liberalen, katholieken, calvinisten als conservatieven in hem hun exclusieve geestverwant dachten te vinden.

Hoewel hij zich eerder heftig had verzet tegen een liberale grondwet, kan zijn dramatische wending gezien worden als een bijna militaire, moedige en achteraf zeer effectieve poging om met een onverhoedse charge de in zijn ogen dreigende binnen- en buitenlandse ontwikkelingen vóór te zijn en de eer op te strijken van iets dat tóch onvermijdelijk zou blijken.

De revolutionaire gebeurtenissen in februari en maart in steden als Parijs, Berlijn en Wenen waren daarbij cruciaal. Willem II ontving brieven van zijn dochter Sophie in Weimar, die beschreef hoe de demonstrerende liberalen tot in het park van haar paleis waren doorgedrongen, voordat zij konden worden teruggedreven. Haar schoonvader, groothertog Karel Frederik van Saksen-Weimar-Eisenach had de storm doen luwen door ijlings een liberale grondwet in het vooruitzicht te stellen. Zij adviseerde haar vader met klem hetzelfde te doen.

Optelsom

Vóór de fakkeloptochten had Willem II nog met Van Bevervoorde gesproken over ‘gewenste verbeteringen en nationale verlangens’. Hij realiseerde zich dat het binnenlandse revolutiegevaar was toegenomen door de hongerrellen en plunderingen van de afgelopen jaren, veroorzaakt door de grote armoede in brede lagen van de bevolking. Door een financiële crisis steeg ook nog eens het aantal faillissementen, met name in Amsterdam en Den Haag.

Ook was hij zich bewust van zijn lichamelijke zwakte. Hij zou een jaar later overlijden. En ten slotte maakte de koning zich zorgen over het toekomstig bestuur van het land door de kroonprins, de latere Willem III. Hij was niet alleen erg impopulair was, maar werd door de meeste betrokkenen – achteraf terecht – beschouwd als bestuurlijk incompetent.

De optelsom van deze binnen- en buitenlandse dreigingen en zijn persoonlijke situatie brachten Willem II er waarschijnlijk toe om snel te handelen. De revolutiedreiging en het gehijg in zijn nek door mensen als Donker Curtius, Thorbecke, Meeter, De Vries en Van Bevervoorde hadden daarbij hun effect niet gemist.

Het blijft echter de vraag hoe definitief de ‘bekering’ van Willem II was. Tijdens de behandeling van het ontwerp voor een nieuwe grondwet zei hij ‛dat men voor den drang van ’t oogenblik moest zwichten, om daarop later weer terug te komen’. Een fatale hartaanval op 19 maart 1849 heeft – gelukkig – voorkomen dat hij dat tweede voornemen in praktijk kon brengen.

Han Heemskerk is oud-journalist en bestuurslid van de stichting Haagse Historie & Erfgoed.

*

Verdieping

Radicalen in Nederland (1840-1851) door M.J.F. Robijns (1961, in 2015 heruitgegeven onder de titel De intrigantenclub)

De pen in de aanslag. Revolutionairen rond 1848 door J.J. Giele (1968)

De Nederlandse krant 1618-1978 door Maarten Schneider en Joan Hemels (1979)

*

Koning Ripipiep

Niet alleen koning Willem II, maar ook zijn regering werden begin 1848 steeds nerveuzer door de blijvende hongeroproeren en de groeiende kritiek op de koning. In Rotterdam werd uit angst voor oproer zelfs de kermis verboden. In verschillende oppositiebladen verscheen het volgende spotgedicht over de koning.

Ik ben koning Ripipiep
En kweek mijn deugden in ’t geniep,
Ik ben haast als een os zoo stom,
En zie nooit naar mijn natie om,
Champagne ci, Champagne là,
Ik ben een Koning! Tra la la.

Hoofdfoto: Tijdens een fakkeltocht in maart hijsen arbeiders Adriaan van Bevervoorde op de schouders. Prent van Ben van Gorkum uit 1848. Afbeelding Haags Gemeentearchief

Facebook
Twitter
LinkedIn

Het lentenummer is verschenen!

Dit nummer is verkrijgbaar in de Haagse boekhandels en tijdschriftenwinkels voor € 7,50 per exemplaar. Wil je geen uitgave missen, neem dan een abonnement en ontvang vier nummers voor € 31,50.
Nieuw nummer
Sluit Menu