Bernie_en_Ellis_1942_detail2-500x500

Liefde en oorlog: De dagboeken van Bernie en Ellis

Nr. 15 voorjaar 2020

Meer dan zestig jaar lang lagen ze ongeopend in de kelder. Pas in 2007 kan Shulamith Bitran haar moeder Ellis ertoe bewegen de dagboeken van haar eerste en grote liefde Bernie Spier te lezen. Samen reconstrueren ze hoe het hem in de oorlog is vergaan. Een zware zoektocht, vertelt Shula: Vrijwel iedereen die ik sprak, was mensen verloren, had pijn en verdriet.’

Door Alies Pegtel

Bernie 

Zaterdag 8 augustus 1942 ‘s avonds 21.15 uur.

‘Als het zo moet zijn, dat een van ons beiden dit vreselijke mag navertellen, laat zij het dan zijn. Laat zij dan tenminste nog een leven voor zich hebben, waar wat van te maken valt.’

Zolang Shula Bitran Lehman (72) zich kon herinneren, haalde haar moeder zo nu en dan een foto uit een grote enveloppe. Een zwart-wit foto van een jongen met prachtig dik zwart haar en een pienter gezicht: Bernie Spier. Dat deed ze als ze over de oorlog vertelde. ‘Ik wist dat hij de jeugdliefde was van mama. Haar grote liefde voordat ze met papa trouwde. Maar verder wist ik niets, ik vroeg er ook niet naar. Ik voelde aan dat het onbespreekbaar was.’

Een verliefde Ellis en Bernie begin 1942.

Shula werd in 1947 geboren in Israël, een jaar nadat haar 26-jarige vader Elmar Nathan Lehman haar drie jaar jongere moeder Ellis Cohen Paraira uit het verwoeste Nederland had meegenomen naar het beloofde land. Na Shula volgden nog twee broers.

Het pasgehuwde stel keek, in de woorden van Ellis, niet ‘te veel achterom’ en bouwde aan hun toekomst voor hun kinderen. Het is begrijpelijk dat ze niet wilden terugblikken. Als door een wonder overleefde Ellis met haar ouders en broer Bob de oorlog. Ze waren een van de zeldzame Joodse gezinnen die nog compleet waren. Verreweg hun meeste familieleden en vrienden, onder wie Bernie, waren vermoord.

Ook Shula’s vader Elmi had ingrijpende jaren achter de rug. Geboren in Duitsland was hij met zijn ouders het moorddadige naziregime ontvlucht naar Palestina. Maar op zijn negentiende was hij op last van de zionistische beweging als soldaat teruggekeerd naar Europa. Hij vocht met de Britse geallieerden en rukte op vanuit Italië om ten slotte ook Nederland te helpen bevrijden.

Hoewel hij in Amsterdam verliefd werd op Ellis, wilde hij na de oorlog nooit meer terug naar Europa. Shula: ‘Te veel nare herinneringen. Zijn geboorteland Duitsland was voor hem zwaar belast. Hij is pas aan het einde van zijn leven nog een keer op uitnodiging terug geweest in Berlijn.’

Tweede generatie

Voor Shula’s moeder lag het anders. ‘Het was voor haar niet allemaal gitzwart. Zij heeft hele positieve herinneringen aan Nederlanders die hen geholpen hebben.’ Ellis zat van 1943 ondergedoken bij verzetsman Wopke Kooistra in Utrecht, met een onderbreking van anderhalf jaar bij de familie Crum bij de Grebbeberg. Kooistra’s gezin voelt voor haar als familie.

De familie Kooistra met hun onderduikers en twee geallieerde soldaten na de bevrijding in mei 1945.

Bovendien bleven de ouders van Ellis in Scheveningen wonen, dus voor hen ging ze geregeld terug. Soms nam ze haar dochter mee. ‘Toen ik 2,5 jaar was, heb ik een half jaar met mijn moeder in Nederland gewoond,’ vertelt Shula. ‘Israël was straatarm, voedsel was op de bon. Ik was broodmager, bij mijn grootouders kon ik aansterken.’

Shula groeide op in Haifa. Bij haar in de buurt waren al haar leeftijdgenoten tweede generatie Shoah-kinderen. ‘Veel van mijn vriendjes en vriendinnetjes waren jaloers op me, omdat ik nog een opa en oma had.’ Bovendien werd er, in tegenstelling tot veel gezinnen, bij hen thuis wél over het verleden gesproken – zij het alleen over de positieve aspecten. ‘Mama verdrong al het verdriet. Daarom sprak zij toen ik jong was ook nooit over Bernie, terwijl wij heel goed wisten dat hij er was geweest.’

Ellis en Shulamith in 1947 in Israël. Haar ouders wilden bouwen aan een toekomst voor hun kinderen.

Toen Shula tien jaar was, nodige Ellis haar onderduikfamilie Kooistra uit voor een bezoek aan Israël. ‘Ze werden in de haven ontvangen als helden, met een rode loper,’ vertelt Shula. Damesblad Libelle was mee voor een reportage. ‘Er was hier veel lof en waardering voor mensen die Joden hadden geholpen te overleven. In Israël dacht men in de jaren vijftig nog dat de meeste Nederlanders veel hadden gedaan om de Joden te beschermen. Nederland werd hier gepromoot als leuke vakantiebestemming. Pas later bleek dat dit een mythe was. De meeste Nederlanders keken weg en zijn geen verzetshelden geweest.’

Too little too late

Voor de oorlog woonde na Amsterdam de grootse Joodse gemeenschap in Den Haag. Er waren verschillende synagogen en een bruisend Joods verenigingsleven. In de Joodse buurt in het Haagse centrum waren de Joodse winkels De Bijenkorf en Maison de Bonneterie blikvangers.

Na de bevrijding bleek dat van de circa 107.000 Joodse Nederlanders slechts zo’n 5000 de oorlogsjaren hadden overleefd. Er is geen ander land waar de deportatie van Joden zo soepel verliep. Premier Mark Rutte maakte bij de Nationale Holocaust-herdenking in januari jongstleden excuses voor ‘het handelen van de Nederlandse overheid in de Tweede Wereldoorlog’.

Shula bestempelt die spijtbetuiging als ‘too little too late’. ‘Ik vind dat dit veel eerder had moeten gebeuren. En niet door de premier maar door de koningin. Mijn moeder is dol op de koninklijke familie, maar ik vind het onbegrijpelijk dat Wilhelmina, Juliana of Beatrix zich nooit hebben uitgesproken tegen de vervolging van een groot deel van de Nederlandse bevolking.’

Historisch document

Omdat de geschiedenis van de Holocaust nooit vergeten mag worden, is Shula blij dat ze haar moeder heeft kunnen helpen met de publicatie van de dagboeken. Na een bezoek aan haar eigen dochter, die door een speling van het lot trouwde met een Duitser en in Duitsland woont, wist Shula haar moeder in 2007 te bewegen de lang gesloten dagboeken te openen.

De laatste regels van Bernie aan Ellis: ‘Indien deze mijn laatste regels zijn tot jou gericht, mijn Ellisje, ontvang dan hier nogmaals mijn onuitsprekelijke liefde en mijn geloof, hoop en moed, dat ik eens het geluk zal mogen hebben, dat jij mijn vrouw zal zijn.’

Ook haar vader spoorde haar moeder aan. Elmi studeerde uiteindelijk geschiedenis, net als Shula zelf. Als geschoolde historici beseften zij meteen dat de dagboeken meer zijn dan intieme ontboezemingen van twee verliefde Scheveningse tieners. Ze zijn van onschatbare waarde als historisch document over de Jodenvervolging.

Ellis vroeg haar dochter de Hollandse dagboeken te vertalen in het Hebreeuws. Samen wilden ze achterhalen wat er met Bernie was gebeurd. Dat viel niet mee. Drie jaar was Shula vrijwel non-stop op zoek en achteraf besefte ze pas hoe zwaar het was. ‘Vrijwel iedereen die ik sprak, had een aangrijpend verhaal, was mensen verloren, had pijn en verdriet.’

Uiteindelijk lukte het om Bernie’s leven te reconstrueren vanaf het moment dat hij op 6 november 1942 voor het laatst in zijn dagboek schreef aan ‘mijn lief vrouwtje’. Hij voorvoelde dat het zwaar zou worden: ‘Een tijdperk van moeilijkheden en gevaar ligt voor mij.’

In september 1943 werd Bernie op zijn onderduikadres aan de Amsterdamse Jozef Israëlskade verraden. Via de Hollandse Schouwburg en kamp Westerbork is hij op 21 september 1943 op transport gesteld naar Auschwitz. Daar stierf hij aan honger, uitputting en ziekte op 8 januari 1944, negentien jaar jong.

Nachtmerries

Tijdens het schrijven belandde Shula in een dilemma: zou ze de mannen die Bernie hadden verraden bij naam noemen of niet? ‘Ik besloot het niet te doen. Niet om henzelf te sparen, maar uit clementie met hun nabestaanden. Ik zou niet willen dat hen de misdaad wordt aangerekend die ze zelf niet hebben begaan.’

De twee Nederlandse verklikkers, die behoorden tot de beruchte Colonne Henneicke, Jodenjagers die 7 gulden 50 verdienden per aangebracht slachtoffer, zaten slechts een paar maanden vast. Beide premiejagers werden veroordeeld tot elf jaar gevangenisstraf, maar kwamen snel vrij omdat ze ter gelegenheid van Wilhelmina’s jubileum gratie kregen. ‘Nog een voorbeeld van de manier waarop de Nederlandse overheid omging met deze zwarte bladzijde in de geschiedenis,’ zegt Shula.

Ellis was na de publicatie van de dagboeken in 2011 tevreden met het resultaat. Shula: ‘Ze genoot van de aandacht en is blij dat ze een bijdrage heeft kunnen leveren aan de geschiedschrijving.’

Ze is nu 95 jaar. Maar nadat ze haar hele leven optimisme en een vrolijke natuur de overhand heeft gegeven, gaat ze de laatste maanden alsnog gebukt onder de loodzware erfenis van de oorlog. Shula vertelt dat Ellis ’s nachts nachtmerries heeft waarin ze doodsbang is dat ‘ze’ haar komen halen. ‘Het is hartverscheurend, maar we kunnen er weinig aan doen.’

Ellis en Bernie

Op het Belgischeplein in Scheveningen staat een bankje met een plaquette die herinnert aan het onwaarschijnlijke liefdesverhaal van Ellis Cohen Paraira en Bernie Spier. Twee gewone tieners die op hun zeventiende smoorverliefd werden. Maar hun omstandigheden waren verre van doodgewoon.

Het was 1942, de Tweede Wereldoorlog was in volle gang en Ellis en Bernie waren allebei Joods. Het bankje was een van de spaarzame openbare plekken waar ze elkaar nog konden ontmoeten – de meeste publieke gelegenheden waren verboden voor Joden. Tot hun families besloten dat ze moesten onderduiken.

Ellis en Bernie namen afscheid. In tranen spraken ze af om allebei een dagboek bij te houden. Na afloop van de oorlog zouden ze elkaar weer ontmoeten, om 16.00 uur op dinsdag op het Scheveningse bankje. En daarna zouden ze een gezin stichten.

Ellis verbleef op verschillende onderduikadressen en overleefde de oorlog. Zoals afgesproken ging ze na bevrijding op de eerste dinsdagmiddag dat het kon naar het bankje op het Belgischeplein. Voordat ze terugkeerden naar Scheveningen woonde ze met haar familie nog een paar maanden in Amsterdam. Daarom liftte ze iedere week op en neer, de eerste keer met bonzend hart in een Canadese militaire jeep die als een van de weinige voertuigen brandstof bezat.

Haar wachten was tevergeefs. Gaandeweg drong het tot Ellis door dat ze Bernie nooit meer zou zien. Ze koos ervoor om het beste ervan te maken. Toen ze een soldaat ontmoette uit Palestina, het land waarvan de zionist Bernie had gedroomd, trouwde ze met hem, in Den Haag.

Uitgerekend op haar trouwdag, 12 december 1945, ontving ze een pakketje: het dagboek dat Bernie had geschreven. Ze kón het toen niet lezen, het was te pijnlijk. Het schrift emigreerde mee naar Palestina en 65 jaar lang bleef het dicht. Tot dochter Shula haar moeder overhaalde om het dagboek toch te lezen.

Moeder en dochter schreven samen De dagboeken van Bernie & Ellis. Het verhaal van een Scheveningse liefde in oorlogstijd (2011). Van hun zoektocht naar Bernies lot dat in 1944 eindigde in Auschwitz, werd ook een documentaire gemaakt. In de onderbouw van het vmbo worden hedendaagse tieners via het tragische liefdesverhaal onderwezen over Jodenvervolging en discriminatie. In Israël bestaat een lespakket voor de bovenbouw van het middelbaar onderwijs.

Shula en Ellis enkele jaren geleden. Samen wilden ze achterhalen wat er met Bernie was gebeurd.

Facebook
Twitter
LinkedIn

Het lentenummer is verschenen!

Dit nummer is verkrijgbaar in de Haagse boekhandels en tijdschriftenwinkels voor € 7,50 per exemplaar. Wil je geen uitgave missen, neem dan een abonnement en ontvang vier nummers voor € 31,50.
Nieuw nummer
Sluit Menu