Interview Wim Deetman en Jozias van Aartsen:

Interview Wim Deetman en Jozias van Aartsen: ‘Den Haag had iets nodig waarop de inwoners trots konden zijn’

Nr. 21 najaar 2021

Ze werden er geboren en groeiden er op. De een op het zand, de ander op het veen. Allebei werden ze burgemeester van hun stad. Haagse Historie kijkt met Jozias van Aartsen en Wim Deetman terug op hun ambtsperiode in Den Haag. ‘Als je burgemeester van je geboortestad kunt worden, doet dat wat met je.

Door Ricci Scheldwacht

Wim Deetman

Wim Deetman (Den Haag, 1945) was onder meer minister en staatsecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, voorzitter van de Tweede Kamer en lid van de Raad van State. Van 1996 tot 2008 was hij burgemeester van Den Haag.

Zand en veen

‘Toen ik burgemeester werd was Den Haag een zogeheten artikel 12-gemeente, vanwege financiële tekorten op de begroting . De stad stond onder curatele. Er kon niks, alles moest met goedkeuring van het kabinet.

Den Haag had een flets imago. Het was vooral een ambtenarenstad. Daar gaat geen werfkracht van uit. En verder was het: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Den Haag had iets nodig waarop de inwoners van de stad trots konden zijn. Als burgemeester wilde ik daar iets aan doen, maar zo’n tegenstelling tussen zand en veen helpt daar niet bepaald bij. Ik vond het belangrijk om in een zeer pluriforme gemeenschap als Den Haag voor een minimum aan gedeelde identiteit te zorgen. Ik vond dat Den Haag dat ontbeerde.

Met mijn opmerking dat zand en veen alleen interessant zijn voor het gemeentelijk grondbedrijf, heb ik niet willen zeggen dat die verschillen er niet zijn. Natuurlijk zijn die er en als bestuurder heb je daar rekening mee te houden, maar de inwoners zelf zitten daar minder mee. Het interesseert hen weinig.

Verbinding was altijd een punt van aandacht, maar dat bleef een moeizaam proces. Ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van Den Haag werden er in 1998 veel festiviteiten georganiseerd. Een van de projecten was om mensen van het veen en het zand met elkaar kennis te laten maken. In het begin kende men elkaars wijken niet. Opvallend was dat na afloop van het project alle deelnemers – ook die van het veen – lieten weten dat zij hechtten aan de eigen leefomgeving.

Vinexlocaties

Begin jaren zestig had Den Haag meer dan 600.000 inwoners. Toen ik aantrad als burgemeester waren dat er 450.000. Dat was het gevolg van het beleid in de jaren zeventig en tachtig, waarbij werd gekozen om vooral te bouwen in de randsteden buiten Den Haag, zoals Voorburg, Leidschendam en Zoetermeer, maar ook verder weg, in Gouda en Alphen aan de Rijn. Mensen uit de sociale middengroepen trokken weg uit de stad. Voor de gemeente Den Haag pakte dat ongunstig uit. En niet alleen financieel. Het middenkader werd fors gereduceerd.

In de loop van de jaren tachtig drong het besef door dat dit zo niet langer kon en veranderde het beleid. De grote correctie kwam met de gemeentelijke herindeling in de Haagse regio: Leidschenveen en Ypenburg werden bij Den Haag gevoegd, voor Wateringse Veld was dat al geregeld voor ik burgemeester werd. Dat had niet alleen een positief effect op de inkomsten van de gemeente, maar zorgde ook voor meer sociale balans in de stad.

Dat Den Haag die vinexlocaties erbij kreeg was cruciaal. De gemeenten waarvan de grond werd afgenomen, waren daar niet blij mee. Die vonden dat Den Haag dat moest weigeren. Maar dat konden we niet. Financieel zat Den Haag op zwart zaad. Er was meer dan een miljard gulden schuld!

Ouderlijk huis

Mijn ouderlijk huis stond in de Hulshorststraat, niet ver van het Zuiderpark. Mijn lagere school was in Transvaal: de Comeniusschool in de Kempstraat. Mijn ouders waren kerkelijk zeer actief in de naburige hervormde Julianakerk. Daardoor had ik veel vriendjes in Transvaal. Ik kende die buurt als mijn broekzak. Ik moest ook weleens boodschappen doen op de Haagse markt. Ik wist precies waarvoor je bij welke kraam moest zijn. Een zak patat met kostte een kwartje.

Later verhuisden mijn ouders naar Mariahoeve. Ik fietste elke dag naar mijn middelbare school in de Populierstraat. Ik heb altijd veel door de stad gefietst, zo heb ik Den Haag goed leren kennen.

Ik heb nimmer de ambitie gehad burgemeester te willen worden. Toen ik gepolst werd, was ik Kamervoorzitter. Ik heb lang geaarzeld. Maar als je burgemeester van je geboortestad kunt worden, doet dat wat met je. Mijn vrouw en ik konden na ons trouwen geen woning in Den Haag vinden, want er werd niets bijgebouwd. ‘Probeert u het eens in Zoetermeer,hoorden we.Mijn vrouw en ik zijn toen op Gouda uitgekomen. Daar hebben we 27 jaar gewoond. Ik ben in Gouda ook actief geweest in de gemeenteraad. Maar voor mijn werk was ik altijd in Den Haag en mijn ouders woonden er nog.

Stad van vrede en recht

In het begin van mijn burgemeesterschap moesten we lobbyen om het Internationaal Strafhof naar Den Haag te krijgen. Dat werd in 1998 besloten in Rome. Hans van Mierlo was toen minister van Buitenlandse Zaken. Hij zei dat ik daar een grote ontvangst moest geven. Buitenlandse Zaken zou dat betalen, want Den Haag had geen cent.

Ik herinner mij dat ik hem vroeg: “Maar jij bent toch van de Amsterdamse grachtengordel? Waarom loop je zo hard voor Den Haag?”Waarop hij antwoordde: “Er zijn heel veel hoofdsteden en regeringssteden en veel steden met grote havens en sommige daarvan zullen nog groter worden dan Rotterdam. Maar er is maar één stad in de wereld waar internationaal recht wordt gesproken.

Geleidelijk aan is het gelukt om Den Haag tot ‘Stad van vrede en recht’ te maken. Dat was niet alleen van belang voor de identiteit en het imago van de stad, maar ook voor de werkgelegenheid in het midden- en kleinbedrijf. De internationale gemeenschap in de stad levert aan consumptieve bestedingen meer dan 2 miljard op.

Den Haag staat er financieel sterker voor dan vroeger, al is het tot op de dag van vandaag geen rijke gemeente. Het is de regeringsstad van waaruit het land wordt bestuurd. Het gevolg daarvan is dat Kamerleden die hiernaartoe zijn gekomen – en veel aan de stad te danken hebben – sneller naar de rest van Nederland kijken dan naar Den Haag. Dat heb je vaak als je op een toren staat. Dan kijk je in de verte en zie je niet meer zo goed wat er beneden gebeurt.’

Jozias van Aartsen

Jozias van Aartsen (Den Haag, 1947) was onder meer topambtenaar, fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer, minister van Landbouw, minister van Buitenlandse Zaken, waarnemend Commissaris van de Koning in Drenthe en waarnemend burgemeester van Amsterdam. Tussen 2008 en 2017 was hij burgemeester van Den Haag.

Zand en veen

‘De scheiding tussen het veen en het zand wordt altijd gebruikt om een tweedeling in Den Haag te laten zien. Ik heb daar nooit aan meegedaan. Hou daar toch mee op! Den Haag heeft zich dat ook wel laten aanleunen. ‘Wij zijn de meest gesegregeerde stad van Nederland,’ zegt men hier vaak. Maar segregatie is een fenomeen dat je in heel veel Europese steden tegenkomt.

Ik heb vaak mijn voorganger Deetman aangehaald. Die zei dat zand en veen alleen interessant zijn voor het grondbedrijf in Den Haag. Dat vond ik een majestueuze opmerking, want dat onderscheid is zóóó achterhaald!

Aan het Oranjeplein in de Schilderswijk vind je nu nog mooie grote huizen die waren gebouwd voor de wat beter gesitueerden. Die vertrokken toen er in en rondom het centrum een enorme industrialisatie plaatsvond. Mensen vonden het niet prettig om daar te wonen en weken uit naar delen van de stad die dichter bij de zee en het groen lagen. De Schilderswijk heeft zich toen ontwikkeld tot een typische arbeidersbuurt.

Elke stad in Nederland die wilde groeien bouwde de omliggende weilanden vol. In Den Haag is dat ook gebeurd. Zo ontstonden wijken als Moerwijk en Morgenstond.

Ouderlijk huis

Ik ben opgegroeid aan de Richard Wagnerlaan, aan het einde van de Laan van Meerdervoort, bij het eindpunt van lijn 2. Twee straten achter ons huis begonnen de weilanden. In de verte kon je de abdij van Loosduinen zien liggen.

In 1958 zijn we verhuisd naar een huurwoning aan de Van Alkemadelaan in het Benoordenhout. Mijn vader was minister van Volkshuisvesting en hij vond dat hij in die positie niet in een mooi pand kon wonen. Ik ben naar de lagere school gegaan op de Duinzigtschool, die bestaat nu niet meer. Later ging ik naar het Christelijk Gymnasium Sorghvliet. 

Met een paar onderbrekingen heb ik altijd in Den Haag gewoond. Van 1977 tot 1988 woonden mijn vrouw en ik in Pijnacker. Onze kinderen zijn daar geboren. Ook toen al was het niet eenvoudig om voor een redelijke prijs een huis in de stad te kopen. Pijnacker lag midden in het groen. Nu is dat helemaal volgebouwd. Inmiddels is het een buitenwijk van Den Haag, al mag je dat natuurlijk niet zeggen. Maar zo ziet het er wel uit.

In 1988 zijn we teruggekeerd naar Den Haag en zijn we in het Statenkwartier gaan wonen. Inderdaad, een van de betere buurten van de stad, dat valt niet te ontkennen. Maar toen had het een totaal andere uitstraling dan nu. Er was veel inwoning. Ons huis was een pension geweest; er moest veel aan gedaan worden. Daardoor konden we het kopen. In de jaren negentig werden de huizen in de wijk flink opgeknapt. De samenstelling van de buurt veranderde: er kwamen meer gezinnen met kinderen. Nu wonen er veel expats, al lijkt dat de laatste tijd wat minder te worden. Er is zelfs een periode geweest dat je Russisch op straat hoorde.

Schilderswijk

Ik vind Den Haag een geweldige stad. Anders had ik me er nooit zo voor willen inzetten. Als burgemeester ben je iedere dag continu met de stad bezig. Er werd van mij wel gezegd dat ik meer de burgemeester van de Schilderswijk was dan van het Benoordenhout. Ik heb natuurlijk veel aandacht aan de Schilderswijk besteed en aan de problemen daar. Veel van die problemen komt voort uit economische en sociale achterstanden. Dat verdient aandacht.

Ik heb me altijd vreselijk verzet tegen het negatieve beeld dat de media van de Schilderswijk gaven als er iets was gebeurd, want er zit ook een enorme spirit in die wijk. Als burgemeester kwam ik vaak op de Haagse markt, al ben ik er de laatste anderhalf jaar door de strenge coronamaatregelen niet meer geweest.

Natuurlijk is de stad door immigratie totaal veranderd. Maar dat geldt niet alleen voor Den Haag. Dat geldt ook voor Amsterdam, Rotterdam en andere steden in Europa. Ook wat dat betreft is Den Haag niet uniek.

Je moet accepteren dat een stad een bepaalde stedelijke en sociologische ontwikkeling doormaakt. Daar is van bovenaf moeilijk verandering in te brengen. Wat je wel kunt doen, is investeren in goed onderwijs. Het college waar ik leiding aan heb gegeven heeft dat altijd gedaan. Ik heb nooit begrepen waarom de Nederlandse rijksoverheid nieuwkomers niet verplicht om zo snel mogelijk de Nederlandse taal te leren en dat ook financiert, zoals ze in Duitsland doen. Waarom kan dat hier niet?

Stad van vrede en recht

Ik vind trots een ingewikkeld woord, maar als ik iets moet noemen, is het de internationale uitstraling die Den Haag nu heeft. Deetman is daarmee begonnen en ik heb dat doorgezet. Sinds 2012 staat het epitheton ‘Vrede en recht’ in het stadswapen. Daar heb ik me hard voor gemaakt, want ik vond het vreemd dat Den Haag zoiets nog niet had. Den Haag heeft van oudsher internationaal altijd een belangrijke rol gespeeld. Laten we dat dan ook uitdragen.

Ik heb weleens gezegd dat Den Haag mist wat Amsterdam en Rotterdam wél hebben. Daar heerst een collectieve trots op de eigen stad. Dat zie je in Amsterdam heel sterk. Toen ik er waarnemend burgemeester was heb ik dat in de raad ervaren. Ondanks alle politieke verschillen was het in the end: Wij zijn Amsterdam, wij doen het vanwege de grote waarde die Amsterdam heeft. Dat gevoel is in Den Haag veel minder aanwezig.

Den Haag heeft zich altijd de mindere van de drie grote steden gevoeld. ‘Wij zijn maar de derde stad.’ Als iemand zoiets zei, vroeg ik altijd: Waarom maak je je stad kleiner dan die is? Kennelijk zit het diep in het Haagse dna, die bescheidenheid, die dienstbaarheid, het werken voor het hof en de Staten. Dat gaat tot heel ver terug, zij het dat er nu een hele grote groep inwoners van de stad weinig met die geschiedenis heeft.

Als ik over de Utrechtsebaan Den Haag binnenrijd, vind ik dat altijd weer fantastisch. Als je een poos in het buitenland bent geweest en je komt terug – en dat heb ik als minister van Buitenlandse Zaken vaak meegemaakt – ervaar je dat zintuiglijk. Dan ruik je de zee en voel je de wind. Dat is echt thuiskomen.’

Hoofdfoto: Peter van Oosterhout/Haags Gemeentearchief

Facebook
Twitter
LinkedIn

Het lentenummer is verschenen!

Dit nummer is verkrijgbaar in de Haagse boekhandels en tijdschriftenwinkels voor € 7,50 per exemplaar. Wil je geen uitgave missen, neem dan een abonnement en ontvang vier nummers voor € 31,50.
Nieuw nummer
Sluit Menu