13163367-ac3c-48e0-b6a1-9738dc281b21

De grondwet van 1848 Thorbecke en de kuipzieke mensen

Nr.10 winter 2018


Hoogleraar Nederlandse geschiedenis Remieg Aerts heeft de Nederlandse Biografieprijs 2020 gewonnen met zijn biografie ‘Thorbecke wil het, Biografie van een staatsman’. Hij schreef eerder in Haagse Historie onderstaand artikel over Thorbecke samen met Geertje Dekkers.

Nederland moet politiek vernieuwd, stelt koning Willem II in de winter van 1848. Hij benoemt een commissie die een Grondwetsherziening moet voorstellen. Een van de leden is de liberaal Johan Rudolph Thorbecke, die aan zijn vrouw een ooggetuigenverslag dicteert van de vergaderingen. Thorbecke, van wie een standbeeld aan het Lange Voorhout staat, zou meer dan twintig jaar aan de Haagse Prinsessegracht wonen.

Over een nieuwe grondwet werd al jaren gediscussieerd, onder andere door jurist en Tweede Kamerlid Thorbecke. Nu roerden revolutionairen zich buiten de grenzen en leek het ook in Nederland onrustig te worden. Een nieuwe grondwet moest de parlementaire controle en de burgerlijke betrokkenheid verbeteren. De commissie die de nieuwe wet moest opstellen, kreeg een tweede opdracht: ze moest een nieuwe regering vormen. Die taak zou een heet hangijzer blijken. Voorzitter Thorbecke hield het liever bij één zware klus tegelijkertijd en vond dat eerst de grondwetsherziening moest worden afgemaakt voordat een regering kon worden benoemd. Hij protesteerde regelmatig tegen de tweede opdracht. Ook de suggestie dat hij zelf minister zou worden, verwierp hij nadrukkelijk. Maar toen hij daarin gelijk kreeg, was hij zéér ontevreden.

Op 19 maart bezocht Thorbecke de koning, aan wie hij duidelijk vertelde dat hij geen minister wilde worden:

‛Ik zei dat er geen metier in de wereld was, dat ik altijd zo weinig had begeerd als dat van minister, en dat ik daar nog steeds het zelfde over dacht en dat waarschijnlijk altijd zou blijven doen. Maar dat ik, als de nood dat gebood, een departement op me zou nemen, net zoals ik – wanneer Zijne Majesteit of het land in gevaar was – een geweer op zou nemen, ook al had ik geen lust of aanleg om wapens te dragen.’

Maar een paar dagen later verschoof Thorbeckes mening enigszins, want toen:

‛werd er bij ons van veel kanten gemeld dat de publieke opinie er op aandrong dat we allen […] een ministeriële portefeuille zouden opnemen en samen een kabinet zouden vormen. Men zei dat het land in hachelijke tijden vooral een bestuur nodig had, en niet geen. […] Wij hadden, verzekerde een ieder, van welke kleur dan ook, het vertrouwen van het land; op ons kwam het behoud van rust en orde aan. Wij mochten geen ogenblik aarzelen, de taak en verantwoordelijkheid te aanvaarden [….] Ik was van oordeel dat wij alleen dan wanneer goede gronden of de nood geboden, moesten toegeven.’

Vervolgens diende zich een alternatieve kabinetshervormer aan, tot ergernis van Thorbecke: graaf Gerrit Schimmelpenninck. De twee mannen hadden een hekel aan elkaar en ineens hield Thorbecke wél vast aan de dubbele opdracht van de koning. Schimmelpenninck zat niet in de Grondwetscommissie en daarom was hij volgens Thorbecke ongeschikt:

‛De heer Schimmelpenninck bood op zekere voorwaarden aan, een kabinet te formeren. Ik ben geheel onkundig, wat den heer Schimmelpenninck aanleiding kan hebben gegeven tot het doen van een zo verrassend aanbod […] Het moest vreemd voorkomen, dat een derde, die noch de Grondwet kende welke wij bezig waren te vervaardigen, noch ons stelsel, zich opwierp om een kabinet te stichten, dat naar die Grondwet den Staat zou hervormen en besturen.’

Thorbeckes Grondwet kwam er, maar hij werd geen minister. Schimmelpenninck stelde een kabinet samen zonder de hervormer. Hoewel Thorbecke aanvankelijk had beweerd geen ministerschap te ambiëren, toonde hij zich rancuneus jegens Schimmelpenninck en zijn mede-commissieleden, die hem hadden laten passeren:

‛Maar het is tevens klaar genoeg, dat ik terecht ben verwijderd. Want met deze inderdaad onbekwame, jaloerse, kuipzieke, zwakke en valse mensen zou ik toch hoogstwaarschijnlijk niet langer dan enige dagen hebben gezeten.’

Facebook
Twitter
LinkedIn

Het lentenummer is verschenen!

Dit nummer is verkrijgbaar in de Haagse boekhandels en tijdschriftenwinkels voor € 7,50 per exemplaar. Wil je geen uitgave missen, neem dan een abonnement en ontvang vier nummers voor € 31,50.
Nieuw nummer
Sluit Menu